24/09/2025

Twee beklaagden – op heden 25 en 26 jaar oud - die terecht stonden wegens meerdere feiten van verkrachting, werden vandaag door de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, vrijgesproken. De eerste beklaagde werd ook vrijgesproken voor opzettelijke slagen en verwondingen en bedreigingen ten aanzien van zijn ex-partner. De rechtbank benadrukt dat dit niet betekent dat de vertelde feiten door de burgerlijke partijen met zekerheid onwaar zouden zijn, doch enkel dat het openbaar ministerie er niet in slaagt om met afdoende zekerheid te bewijzen dat de twee beklaagden zich schuldig hebben gemaakt aan deze feiten.

Feiten 

Eerste beklaagde

Eind september 2021 trekt een groepje vrienden – na een avondje uit in Gent – naar het kot van één van hen. De kotbewoonster (eerste burgerlijke partij) ligt in bed wanneer de eerste beklaagde tegen haar aanschurkt en om seks vraagt. De jonge vrouw weigert dit aanvankelijk, doch laat zich na een accidentele aanraking van zijn penis toch even penetreren. Daarna duwt ze de eerste beklaagde van zich af, waarna de feiten stoppen en zij zich beiden opnieuw in het feestgedruis mengen. De eerste beklaagde slaapt die nacht bij de jonge vrouw in hetzelfde bed, met haar toelating. Op 14 juni 2024 stelt het meisje zich burgerlijke partij voor de onderzoeksrechter voor de bovenvermelde feiten.

Op 18 december 2021 wil de vijfde burgerlijke partij ook een klacht indienen tegen de eerste beklaagde wegens seksueel geweld. Ze had een tijdje een relatie met hem, waarbij er minstens 50 keer seks was zonder haar toestemming. Voor haar voelde dit aan als verkrachting.

Na contact met de vijfde burgerlijke partij deed de vierde burgerlijke partij op haar beurt op 18 januari 2022 aangifte wegens verkrachting tegen de eerste beklaagde. Ze geeft aan dat ze via de eerste beklaagde een SOA opliep, en tijdens de feiten onder invloed was van drugs en alles ‘wazig’ was. Bij een later verhoor vertelt de derde burgerlijke partij een bijna gelijkaardig verhaal.

Nadat ze werden ingelicht over de klachten van de andere meisjes leggen later ook de zevende en achtste burgerlijke partij klacht neer wegens meerdere verkrachtingen die zouden zijn begaan door de eerste beklaagde. 

Bijna alle jonge vrouwen verklaren dat ze uit schaamte niet eerder durfden om een klacht in te dienen. Ze ondergingen de seksuele handelingen in de hoop dat het snel voorbij zou zijn. Verschillende meisjes verklaarden ook dat ze door de eerste beklaagde herpes en chlamydia kregen.

Tweede beklaagde

De achtste burgerlijke partij verklaart eveneens dat een avondje uit met de eerste en tweede beklaagde was geëindigd op seks met drie. Hoewel ze onder invloed was van alcohol en drugs heeft ze de eerste beklaagde weggeduwd en zichzelf opgesloten in een kamer. 

Via de verhoren van de vermeende slachtoffers contacteert de politie ook andere potentiële slachtoffers, waaronder de tweede burgerlijke partij: zij getuigt eveneens dat ze door de tweede beklaagde tegen haar zin werden gedwongen tot (soms pijnlijke) seksuele handelingen. Ook hier waren alcohol en drugs in het spel. Ook andere meisjes vertellen gelijkaardige verhalen, waaronder de zesde burgerlijke partij. Verschillende meisjes blijken nadien psychologische hulp nodig te hebben gehad om de feiten te helpen verwerken.

Tenlastelegging 

Beide beklaagden moesten zich voor de rechtbank verantwoorden voor meervoudige verkrachting, met de verzwarende omstandigheid dat bepaalde feiten werden gepleegd tegenover een kind boven de volle leeftijd van veertien jaar en beneden de leeftijd van zestien jaar, en een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar. 

De eerste beklaagde moest zich daarna ook verantwoorden voor opzettelijke slagen en verwondingen en bedreigingen ten aanzien van zijn ex-partner.

Beoordeling schuldvraag

De beoordeling in dit dossier werd erg bemoeilijkt door de totale afwezigheid van materiële sporen, rechtstreekse onafhankelijke en objectieve getuigen van de feiten, en vaststellingen omtrent een eventuele geïntoxiceerde toestand in hoofde van de vermeende slachtoffers. De rechtbank beschikte evenmin over duidelijke of doorslaggevende bewijzen via telefoon- of computeronderzoek. De verklaringen van beide beklaagden en de vermeende slachtoffers stonden diametraal tegenover elkaar.

Niettemin moest de rechtbank met vereiste gerechtelijke zekerheid volgende cruciale vragen kunnen beantwoorden:

  • Was er in hoofde van de vermeende slachtoffers telkenmale een gebrek aan toestemming met de seksuele handelingen op hun persoon?

  • Hebben de beklaagden dit gebrek aan toestemming wetens en willens miskend om de seksuele handelingen tegen de wil van de vermeende slachtoffers te stellen?

Gelet op de aard van de feiten was het bovendien van groot belang om elk feit ten aanzien van elk beweerd slachtoffer op afzonderlijke wijze te analyseren.

In het Belgisch strafrecht geldt ook het belangrijke principe dat een beklaagde onschuldig is tot het tegendeel is bewezen. Bovendien moet de minste redelijke twijfel omtrent de schuld van de beklaagde hem ten goede komen. 

Beslissing rechtbank

De rechtbank oordeelde bij elke afzonderlijke tenlastelegging dat ze de verklaringen van de respectievelijke burgerlijke partijen niet zonder enige redelijke twijfel en in rechte voor waar kon aannemen.

Dit betekent niet dat de vertelde feiten door de burgerlijke partijen met zekerheid onwaar zouden zijn. De rechtbank oordeelt enkel dat het openbaar ministerie er niet in slaagt om met afdoende zekerheid te bewijzen dat de twee beklaagden zich schuldig hebben gemaakt aan deze feiten.

De rechtbank verwoordde dit als volgt:

‘De rechtbank benadrukt nogmaals dat de bovenstaande beoordeling niet inhoudt dat wat de diverse jonge vrouwen zijn komen vertellen, onwaar is. De rechtbank gelooft hen als zij vertellen hoe zij de seksuele handelingen met de respectievelijke beklaagden (en in één geval met beide beklaagden) hebben beleefd en welke negatieve impact deze op hen hebben gehad. De wijze waarop de beklaagden zich na de feiten gedroegen en de wijze waarop zij omgaan met vrouwen en de kijk die zij op vrouwen hebben/hadden, getuigt allerminst van hoffelijkheid zoals blijkt uit hun gezegdes. De rechtbank gelooft deze jonge vrouwen dus ook wanneer zij stellen psychologische hulp nodig te hebben gehad om met deze voor hen negatieve ervaringen om te gaan. Alleen oordeelt de rechtbank dat de zogenaamde juridische lat, met name het bewijs van het gebrek aan toestemming en van de wetens en willens miskenning van dit gebrek, door het Openbaar Ministerie niet werd geleverd. De rechtbank gelooft immers ook in het vermoeden van onschuld, waardoor twijfel steeds aan de beklaagde ten goede dient te komen.

Ook voor de tenlasteleggingen opzettelijke slagen en verwondingen en bedreigingen bevatte het strafdossier onvoldoende bewijselementen om de feiten als waar te kunnen beoordelen. Het Openbaar Ministerie vroeg hiervoor overigens voor de raadkamer de buitenvervolgingstelling. 

Beide beklaagden werden zodoende door de rechtbank vrijgesproken voor alle tenlasteleggingen.