Beklaagde met Afghaanse roots schuldig aan zedenfeiten en hulp bij mensensmokkel

06/05/2024

De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen (afdeling Gent) heeft een Afghaanse man met Britse nationaliteit veroordeeld wegens diverse zedenfeiten en hulp bij mensensmokkel. De beklaagde stond in contact met drie minderjarige niet-begeleide Afghaanse vluchtelingen die hij bewoog tot ontucht. Hij verspreidde ook beelden van seksueel misbruik van minderjarigen. Daarnaast hielp hij mee om één van de minderjarigen via een rubberen boot naar het Verenigd Koninkrijk te smokkelen.

Feiten

De feiten kwamen aan het licht na het vertrek van AS, een minderjarige niet-begeleide Afghaanse vluchteling, uit het asielcentrum van Eeklo op 1 augustus 2022. De beklaagde staat geregistreerd als contactpersoon voor AS, maar werkt niet mee als hij wordt opgebeld. Hij staat ook geregistreerd als zaakvoerder van een winkel in Antwerpen en beschikt over diverse telefoonnummers (waaronder een Brits nummer).

Uit onderzoek van het telefoonverkeer blijkt dat de beklaagde ook veelvuldig contact had met IA, een andere minderjarige Afghaanse vluchteling. Die verdween op 10 oktober 2022 uit het asielcentrum van Broechem – na die dag gebeld te hebben met de beklaagde. Tijdens een videocall op 6 november 2022 met andere jongens van het opvangcentrum meldt IA dat hij sinds 2 november 2022 in het Verenigd Koninkrijk verblijft, samen met de minderjarige AS.

Verder onderzoek van telefoongegevens koppelen de beklaagde ook aan NM, een niet-begeleide minderjarige Afghaanse vluchteling die sinds begin februari 2023 in een opvangcentrum in Brugge verblijft (en zich tot op heden nog in België bevindt).

Het onderzoek toont aan dat de drie minderjarige vluchtelingen zowel onderling als met de beklaagde veelvuldig contact hebben, en elkaar ook fysiek ontmoeten. Deze contacten bleven ook plaatsvinden na de overtocht naar het Verenigd Koninkrijk van AS en IA. Ook met een vierde minderjarige Afghaanse jongen (AT) zou de beklaagde in contact staan. De beklaagde zou een verwant zijn van de twee minderjarigen die zich in het Verenigd Koninkrijk bevinden.

Vraag naar seksuele betrekkingen

Uit de gsm-gegevens, WhatsApp-berichten en Snapchat-communicatie blijkt dat de beklaagde seksuele betrekkingen wenst met de minderjarigen. Er zijn ook indicaties dat er in het verleden al seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen beide partijen.

Bij zijn ondervraging ontkent de beklaagde deze feiten en bestempelt hij de berichten als ‘grapjes’. Ook de minderjarigen ontkennen de aantijgingen en willen niet als slachtoffer verhoord worden.

Mensensmokkel

Uit gsm-lokalisatie blijkt dat de beklaagde zich begin oktober 2022 samen met IA naar Noord-Frankrijk begaf, en later die dag alleen naar Antwerpen terugkeerde. Verder onderzoek toont aan dat hun tocht richting Calais ging, en dit met het oog op het maken van de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk. Dit wordt nadien ook door de beklaagde bevestigd. Uit telefonieonderzoek en uit zijn eigen verklaring blijkt ook dat de beklaagde in contact stond met een smokkelaar.

Concrete beschuldigingen

Het onderzoek leidde tot volgende concrete beschuldigingen:

  • Bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontucht of prostitutie. Dit gebeurde tegenover verschillende minderjarige Afghaanse vluchtelingen, waarvan één jonger dan 16 jaar en twee tussen 16 en 18 jaar oud op het moment van de feiten.
  • Hulp bij mensensmokkel, en een poging daartoe.  
  • Vervaardigen of verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen.
  • Bezitten en verwerven van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen.

Strafbepaling

De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen (afdeling Gent) heeft de beklaagde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, met uitstel gedurende een termijn van 5 jaar (met uitzondering van de periode van voorhechtenis) en een geldboete van 8.000 euro (met uitstel gedurende een termijn van 3 jaar). Daarnaast wordt de beklaagde voor 5 jaar uit bepaalde burgerrechten ontzet.

Naast de gerechtskosten moet de beklaagde aan de minderjarige Afghaanse vluchteling MN 635 euro schadevergoeding en een rechtsplegingvergoeding van 300 euro betalen. Andere vermeende slachtoffers stelden zich niet voor de rechtbank.

De rechtbank beoordeelde de feiten als ernstig. Ze getuigen van een verstoord normen- en waardenpatroon, in het bijzonder op seksueel vlak. Daarnaast toonde de beklaagde geen enkel schuldinzicht of enige zin voor verantwoordelijkheid voor zijn daden. Hij maakte zich niet enkel schuldig aan zedendelicten, maar bracht door zijn hulp aan de overtocht naar het Verenigd Koninkrijk bovendien de levens van minderjarigen heel ernstig in gevaar.

De rechtbank hield bij de strafbepaling rekening met het feit dat de beklaagde 8 maanden in voorhechtenis heeft gezeten en na deze periode continu onder elektronisch toezicht stond.