Leraar veroordeeld wegens diverse zedenfeiten ten opzichte van minderjarige leerlingen

03/11/2025

De rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge heeft een leraar veroordeeld wegens diverse zedenfeiten, waaronder verkrachting van minderjarige leerlingen, veelal jonger dan zestien jaar. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, deels met probatie-uitstel. Aan dit probatie-uitstel zijn strikte voorwaarden verbonden. De beklaagde verliest ook voor 5 jaar zijn burgerrechten en mag gedurende 20 jaar niet werkzaam zijn als leraar of in instellingen waarbij minderjarigen betrokken zijn.

Feiten

Op 10 mei 2023 ontving de politie informatie over een leerkracht van een middelbare school in Blankenberge. De leraar zou een seksuele relatie hebben met een leerlinge. De beklaagde zou ook andere meisjes benaderd hebben op school, hij zou een foto van zijn geslachtsdeel verzonden hebben en met andere leerlingen/meisjes na de les in de klas blijven waarbij de deur werd gesloten, de gordijnen werden dichtgedaan en het licht werd uitgeschakeld. Na uitlezing van het gsm-toestel van de beklaagde bleek dat hij naaktfoto’s (onder andere van zijn eigen vriendin), foto’s van zijn geslachtsdeel, beelden van eigen seksuele handelingen en seksueel getinte chatberichten naar leerlingen stuurde. De beklaagde heeft meerdere video’s gemaakt waarop waarneembaar is hoe hij seksuele handelingen stelde met een op dat ogenblik minderjarige leerlinge. De leerkracht vroeg en ontving ook beelden van seksueel misbruik van minderjarigen. De beklaagde heeft uitvoerige bekentenissen afgelegd.

Op basis van het onderzoek moest de beklaagde zich voor de correctionele rechtbank West-Vlaanderen, afdeling Brugge verantwoorden voor diverse zedenfeiten:

  • verkrachting met verzwarende omstandigheden dat de feiten werden gepleegd tegen minderjarigen jonger dan zestien jaar, alsook een verkrachting van een minderjarige boven zestien jaar, terwijl hij zich in een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van het slachtoffer bevond.

  • benaderen van een minderjarige voor seksuele doeleinden;

  • bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontucht of prostitutie met de verzwarende omstandigheden dat de minderjarige jonger was dan zestien jaar en het misdrijf werd voorafgegaan door een benadering vanwege de dader;

  • bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontucht of prostitutie;

  • voyeurisme door opname;

  • niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud;

  • vervaardigen of verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen met verzwarende omstandigheden;

  • bezitten en verwerven van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen;

  • belaging;

  • cyberlokking, met nadruk op discretie over de gevoerde gesprekken;

  • aantasting van de seksuele integriteit met verzwarende omstandigheden met verzwarende omstandigheden dat de feiten werden gepleegd tegen een minderjarige jonger dan zestien jaar die zich in een kwetsbare toestand bevond en hij zich in een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van het slachtoffer bevond.

Straf en schadevergoeding

De correctionele rechtbank veroordeelde de beklaagde tot een gevangenisstraf van 5 jaar met probatie-uitstel voor een termijn van 5 jaar (met uitzondering van de reeds ondergane voorhechtenis die effectief is). Aan dit probatie-uitstel zijn verschillende strikte voorwaarden verbonden. Zo moet hij zich laten begeleiden door een justitie assistent, mag de beklaagde onder andere geen enkel contact meer zoeken of nemen met de slachtoffers en hun familieleden, moet hij werken of bij onvrijwillige werkloosheid ernstige inspanningen leveren om opnieuw te werken en moet hij alle opleidingen en/of leerprojecten volgen die noodzakelijk worden geacht om de sociale vaardigheden te verbeteren en/of de reclassering te bewerkstellingen. Daarnaast verliest de beklaagde zijn burgerrechten voor een periode van 5 jaar. Hij mag ook gedurende 20 jaar niet actief zijn in het onderwijs of een instelling die minderjarigen opvangt of activiteiten met minderjarigen organiseert. De beklaagde dient ook 5290,09 euro te betalen voor kosten van de strafvordering. Bij het bepalen van de strafmaat hield de rechtbank onder andere rekening met volgende elementen:

  • De aard en de bijzondere ernst van de feiten en de omstandigheden waarin deze werden gepleegd.

  • De feiten getuigen van een perverse persoonlijkheid. Als leerkracht herleidde hij een aantal van zijn vrouwelijke leerlingen tot willoos object van zijn eigen lustbevrediging, zonder zich daarbij ook maar iets aan te trekken van de traumatiserende gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers en met totale miskenning van hun fysieke, seksuele en psychische integriteit. Dit wijst op een immorele ingesteldheid en een flagrant gebrek aan respect voor de geldende menselijke, sociale en morele waarden.

  • Anderzijds wordt rekening gehouden met het blanco strafverleden van de beklaagde.

  • Uit het verslag van de forensisch psychiater blijkt dat de beklaagde niet aan een parafilie of geestesstoornis leidt. Een psychotherapeutische behandeling voor zedendelinquenten zou, zoals door de deskundige forensisch psychiater omstandig gemotiveerd geadviseerd, geen meerwaarde hebben, en werd om die reden bewust niet toegevoegd aan de opgelegde probatievoorwaarden.

Aan de minderjarige slachtoffers moet hij een morele schadevergoeding betalen. De morele schade identificeert zich met de gevoelens van pijn, smart of enig ander moreel lijden. De vergoeding hiervan is slechts een vorm van troost, een ‘compensatie’ die tot doel heeft de pijn, de smart of enig ander moreel leed te lenigen. Voor de begroting van de geldelijke compensatie voor morele schade is het quasi onmogelijk om deze vergoeding te meten naar de reële inhoud en de omvang van de schade. Geen enkele rechter heeft het vermogen om deze delicate menselijke schade die zich afspeelt in het hart en de geest van mensen te lenigen of accuraat in geld te begroten. De rechtbank liet zich dan ook leiden door wat zij redelijk en billijk acht en heeft dit voor vier leerlingen op 12 500,00 euro begroot. Aan acht ouders dient hij elk een schadevergoeding van 2 500,00 euro wegens genegenheidsschade te betalen, dit is een bijzonder soort morele schade die voortvloeit uit het aanschouwen van het lijden van een dierbare of uit angst voor de evolutie van de toestand van het slachtoffer. Daarnaast moet de beklaagde aan de slachtoffers ook 4 860,92 euro aan materiële schade betalen en 9 575,57 euro aan rechtsplegingsvergoedingen. Aan de school dient de leraar een symbolische euro te betalen wegens reputatieschade. In totaal is aan de slachtoffers aldus 84436,49 euro verschuldigd. De bedragen die de beklaagde reeds vrijwillig overmaakte aan de burgerlijke partijen, kunnen daarvan in mindering worden gebracht volgens de modaliteiten bepaald in het vonnis.